“Reizen met de trein zorgt ook nog eens voor minder uitstoot van CO2.”
“Meen je dat nou? Auto’s stoten véél minder uit dan treinen. De energie die de NS gebruikt, komt van kolencentrales. Dát is pas vervuilend.”
“Dit is een mislukte poging tot een grapje. Toch?”
“Nee, natuurlijk niet. Waar heb je die onzin over CO2-uitstoot vandaan?”
Ik begin te vertellen dat de treinen in Nederland op windenergie rijden en vertel over publicaties van het Planbureau voor de Leefomgeving, maar ik krijg de kans niet om mijn betoog af te maken.
“Geloof je de informatie die de overheid en onderzoeksinstellingen verspreiden?”, vol verbazing kijkt mijn tafelgenoot me aan. Ik kijk vol verbazing terug.
Ik was altijd een fervent autorijder. Niets lekkerder dan in je bubbel over de snelweg te scheuren. Geen mensen met stinkend eten. Geen mensen met een sterk parfum. Altijd ruimte om te zitten. Zelf bepalen wanneer je weggaat. Keihard meezingen met je guilty pleasures. Niet afhankelijk zijn van de laatste trein. Nooit op een koud station wachten. Geen defecte bovenleidingen. Mij kreeg je de auto niet uit.
En kijk me nu eens: een fervent treinreiziger. Niets lekkerder dan gewoon te gaan zitten en me te laten rijden. Voor weinig geld buiten de spits reizen. Geen medeweggebruikers die me afsnijden. Geen last van bumperklevers. Geen CO2-uitstoot. Geen uren verspillen in de file. Extra tijd om te werken. Te schrijven. Te slapen.
Mijn gesprekspartner wil er niet aan. Hij zit tijdens de spits liever een uur in de auto dan een kwartier in de trein. Dan herinner ik me dat hij in de autobranche werkt. Een gelovige kan ik niet overtuigen dus ik houd verder mijn mond. Stiekem geniet ik van de gedachte dat hij er straks minstens een half uur over doet om Utrecht uit te komen. Tegen die tijd rijd ik bijna Rotterdam binnen en heb ik dit blog geschreven.
Hahahahah Wat een leuk stukje!